In hun woning in Deventer word ik hartelijk ontvangen door Paul Glaser en zijn vrouw Ria. Mijn blik trekt direct naar de grote ramen dat een wijds uitzicht geeft over de IJssel met de half ondergelopen uiterwaarden. Een keuze die Paul en Ria twee jaar geleden maakten om niet in het uiterste oosten van Twente te blijven wonen en tevens om de drukte van de Randstad te vermijden.
Paul, wil je in het kort schetsen hoe je in de zorgsector terecht bent gekomen?
Ik zal in hoofdlijnen iets over mezelf vertellen. Geboren en getogen aan de voet van de Pietersberg in Maastricht, ging ik na mijn middelbareschooltijd naar Eindhoven. Daar rondde ik de studie, die toen nieuw was, als bedrijfskundig ingenieur af. Met die achtergrond belandde ik bij een internationale instelling in Enschede. Die was gespecialiseerd in luchtkartering vanuit vliegtuigen en satellieten t.b.v. geografische gegevens in met name ontwikkelingslanden. Een van mijn nevenwerkzaamheden was toen mijn deelname in de Raad van Toezicht van een RIAGG instelling en zo kwam ik in aanraking met de psychiatrie. Vervolgens, werd ik bestuurder van het psychiatrisch ziekenhuis Franciscushof in Raalte. Na die periode verlegde mijn werkterrein zich naar de Randstad en werd ik voorzitter van het bestuur van toentertijd De Bruggen, een gehandicaptenorganisatie. Ik beleef er veel genoegen in dat ik mijn loopbaan geëindigd ben als erelid van het Josti Band orkest; het landelijk bekende orkest van mensen met een verstandelijke handicap. Dat erelidmaatschap werd mij gegund vanwege mijn betrokkenheid bij die muziekband.
Als je terug kijkt op je carrière, wat waren je drijfveren, of waar haalde je je motivatie uit?
Ik heb bestuurlijk werk altijd boeiend gevonden. Wat mij steeds inspireerde was om dingen voor elkaar te krijgen. Nieuwe ontwikkelingen vorm geven, samenwerken en neuzen dezelfde kant op krijgen. Niet alleen binnen de organisatie, maar ook in samenhang met de wereld daarbuiten. Dat kon gaan om fusies, met overheidsinstanties dealen of het enthousiasmeren van groeperingen uit de samenleving. Als iets dreigt te gaan lukken, ben ik in mijn element!
Heb je iets moeten inleveren om je werk te kunnen doen, dingen laten lopen privé of maatschappelijk?
Dat gevoel heb ik niet. Met Ria kon ik al mijn en haar stappen goed bespreken. Daar waren we beiden flexibel in. Toen ik naar de gehandicaptenzorg in de Randstad ging en we toch in het oosten wilden blijven wonen, hebben we daar een mouw aan weten te passen. Gelukkig konden wij dat beiden met ons werk regelen. En zelf heb ik ook keuzes gemaakt. Zo herinner ik me dat na de geboorte van onze oudste dochter, toen Ria voor haar werk een dag per week buiten Twente was, ik die dag vrij nam om met de kinderwagen erop uit te gaan en onze dochter te verzorgen. Op het consultatiebureau werd er wel opgekeken als ik daar als vader tussen, toen nog, uitsluitend moeders, verscheen. Tegenwoordig is dat gelukkig veel gebruikelijker.
Toch moeten je dagen volop gevuld zijn geweest. Inmiddels kennen we ook binnen Nestores het boek over het leven van je tante Roosje. Nu in boekvorm uitgegeven onder detitel: ‘Dansen met de vijand’. Dat moet noeste arbeid zijn geweest!
Ja dat kan ik niet ontkennen. Toch was ik zeker in het begin van dit proces, er niet op uit om het leven van mijn tante te achterhalen. Met een grote mate van toevalligheid kwam de informatie op mij af. In gesprekken met broers en zussen en met bijvoorbeeld mijn peettante, die in Tilburg woonde. Van haar vernam ik dat mijn vader jood was. Iets waar ik nooit bij stil had gestaan omdat wij in Maastricht een degelijke katholieke opvoeding hebben gehad. Toen ik mijn vader daar op aansprak, ik was inmiddels 35 jaar, was zijn reactie: “hou het voor je jongen; vroeg of laat wordt het tegen je gebruikt”. De doorbraak van ‘hier moet ik iets mee’kwam toen ik met een NVZD groep van ziekenhuisdirecteuren op bezoek was in Krakau, Polen. Vandaaruit brachten we een bezoek aan het kamp Auschwitz. Daar ontdekte ik tussen de overgebleven eigendommen van omgebrachte joden, een koffer waarop de naam ‘Glaser’ en ‘Nederland’ stond. In Nederland komt die naam niet veel voor. Het verleden van mijn familie werd daar voor mij tastbaar. Het gaf mij zo’n schok dat ik dacht: hier kan ik niet meer omheen. Enfin, in de loop van 20 jaar heb ik haar dagboek, foto’s, brieven, verhalen en zo meer verzameld. Hoe het verder is verlopen staat beschreven in mijn boek.
Welke invloed heeft het schrijven van het boek op je gehad?
Kijk, ik ben opgeleid als ingenieur. Daar leer je in constructies te denken. Geobjectiveerd en meetbaar. Voor het boek moest ik leren mijn gevoelens te beschrijven. De ontdekkingen die ik deed over mijn tante Roosje raakten mij bijzonder. Maar dit onder woorden brengen was voor mij een moeizaam proces. Ik moest iets van mezelf laten zien wat ik niet eerder had gedaan. Soms was ik met een halve pagina al klaar. Maar dan zeiden mensen die mij supportten: dat is te weinig, ga door, ga een slag dieper!
Ik realiseerde me dat het zou helpen mijn persoonlijke betrokkenheid te tonen en koers te houden.
Heeft dat proces ook invloed gehad in je functioneren in je werksituatie?
Ja dat is zeker het geval. Ik herinner mij een situatie in mijn laatste functie in de gehandicaptenzorg waar het erg spannend werd. Zeer zorgbehoeftige patiënten/cliëntenkregen niet wat ze nodig hadden wegens gebrek aan middelen. We kwamen negatief in de pers. De inspectie, die vaker voor zeer zorgbehoeftigen bij ons aanklopte, rapporteerde vervolgens dat de zorg onder de maat was. Het werd politiek gevoelig. De staatssecretaris riep zonder veel kennis van zaken vanuit Den Haag ‘mismanagement’. We voerden gesprekken met die staatssecretaris, met de inspectie en met name Tweede Kamerleden. Ik nodigde de Kamercommissie uit in Des Indes en dat werkte. Intern heb ik toen in de cliëntenraad, ondernemingsraad en directieraad mezelf laten zien. Mijn gevoelens over de hele situatie en mijn onzekerheid over de afloop benoemd. Ik realiseerde me dat het zou helpen mijn persoonlijke betrokkenheid te tonen en koers te houden. Zelfs heb ik in samenwerking met medewerkers uit de organisatie mezelf getraind door interviews te oefenen. Daar heb ik uit geleerd dat meer van mezelf laten zien uiteindelijk positief uitpakt. Voor de zaak waar ik voor stond en ook voor mezelf. Ondanks dat ik het gevoel had op eieren te lopen, heeft het me achteraf een goed gevoel gegeven. Uiteindelijk zijn er voor de gehandicaptenzorg toen structureel miljoenen bijgekomen, wat natuurlijk een heel mooi resultaat is. Voor mijzelf heeft het ook nieuwe inzichten opgeleverd. Naar mensen waarmee je samenwerkt, maar ook naar vrienden en familie. Als je communiceert over je gevoelens, krijg je daar ook feed back op. En dat is winst. Wat ik van het schrijven van het boek heb geleerd is dat ik meer zicht op mensen heb gekregen, ook hoe het persoonlijk karakter achter een functionaris is. Daar zie ik nu meer dan vroeger de waarde van in.
Waar maak je je druk over als het over de gezondheidszorg gaat?
Waar ik me zorgen over maak is het gebrek aan vertrouwen. Het is een maatschappelijk verschijnsel, wat ook doorwerkt in de gezondheidszorg. Overmatige regelgeving is ingegeven door dat gebrek aan vertrouwen. Ondermeer uit zich dat in een overmaat aan registratie. In de zorg moeten alle zorghandelingen worden vastgelegd. Alsof afvinken van lijstjes leidt tot kwalitatief betere zorg, denk ik dan. Nee dus. Een ander zorgpunt is dat ik vanuit de samenleving een tendens van overmaat aan consumeren zie. Dat consumentisme wordt ingegeven door de opvatting: “Ik heb er recht op”. In plaats van de vraag of de beschikbare zorg gewenst of noodzakelijk is. In het verlengde daarvan vind ik dat we zijn doorgeslagen in de democratisering. We hebben hoge verwachtingen van de zorg en willen die beïnvloeden. Maar niet alles is naar je hand te zetten en probeer je dat toch, dan kan dat leiden tot wat ik noem overdemocratisering.
Nu je carrière als bestuurder achter de rug is, zijn er misschien wel fantasieën over je toekomst. Heb je dromen of verlangens die je zou willen realiseren?
We hebben al uitgebreid over mijn tante gesproken. Ik zeg wel eens dat het verhaal van Roosje met mij aan de haal is gegaan. De uitgave van het boek heeft mij in een nieuwe wereld gebracht. Contacten met uitgevers, internationale uitnodigingen omdat het boek in veel vertalingen is verschenen. Dan word je ook uitgenodigd voor lezingen en voor discussiebijeenkomsten. Ik mocht aanwezig zijn in o.m. Moskou, New York, L.A., Berlijn, Rome, en Praag. In New York ontdekte ik zelfs nieuwe familieleden, waarvan ik het bestaan niet wist. Er zijn meerdere toneelvoorstellingen gemaakt over het verhaal van Roosje en ookeen dansvoorstelling. Een tentoonstelling over haar toert op dit moment in Duitsland en onderwijsmensen hebben n.a.v. het verhaal lesmateriaal ontwikkeld. Al die verschillende kontakten vind ik boeiend. Het brengt je een andere wereld. Ik ervaar het als een waardevolletoevoeging aan mijn werkervaring. Je zou kunnen zeggen dat het mijn leven heeft verrijkt. En het zou mooi zijn als er een film wordt gemaakt over het verhaal van Roosje. Er zijn een paar pogingen geweest maar dat is nog niet gelukt.
Als je terugkijkt op je leven, is er iets van een morele leidraad geweest?
Nu je dat zo aan me vraagt en ik er over nadenk: Ik heb me wel altijd aangesproken gevoeld door activiteiten die maatschappelijk intrinsieke waarde hebben. Dat heb ik gevonden in mijn werk, maar ook in nevenactiviteiten. Ik denk aan het bestuur van de RIAGG, toentertijd een organisatie in wording. In Enschede was ik actief betrokken bij de oprichting van hetMontessori Lyceum. En nadat de Franciscushof in Raalte als psychiatrisch centrum ontmanteld werd en een wijkwoonfunctie kreeg, hebben we daar de vroegere aula kunnen behouden en daar het HOFtheater opgericht. Ik realiseer me dat de maatschappelijkerelevantie samen ging met het plezier dat ik aan het werk beleefde. Dat spel van de neuzen dezelfde kant op krijgen en de maatschappelijke en bestuurlijke gremia te betrekken om het plan gerealiseerd te krijgen gaf me elke keer een kick. Leuk om in dit verband te noemen dat ik nauw betrokken ben geweest bij de oprichting van een nieuw kunst museum in Maastricht, ’Kapel van verbeelding’. Mijn broer, die kunstenaar en museumhouder is, heb ik gesteund. Het museum neemt je mee en laat aan de hand van kunstuitingen zien hoe het proces van inspiratie tot creatie werkt. Daarin zie ik ook de rode draad voor mijn maatschappelijk handelen: hoe kom je van ontastbare materie van verbeelding, inspiratie en gedachten tot een tastbare creatie? Mooi gezegd toch!
Door: Trudie Siegerink
Deventer, 25 oktober 2024
Reactie plaatsen
Reacties